Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, [39]de Heere HEERE zal komen [40]tegen den sterke, en Zijn arm [41]zal heersen; ziet, [42]Zijn loon is [43]bij Hem, en [44]Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht. 39. Te weten Christus. Dit zijn nu de woorden van den profeet. 40. Te weten den duivel van de hel, Matth.12:29; Joh.12:31; Kol.2:15; Hebr.2:14; 1 Joh.3:8. Anders: met een sterke [hand]. 41. Anders, zal over hem [te weten den Satan] heersen; dat is, Christus zal den duivel overwinnen. [Alzo wordt heersen voor overwinnen genomen, onder hfdst.41 vs.2]. Hij zal hem zijne wapenen uittrekken en zijne macht benemen. Vergelijk Luk.11:21; Joh.12:31; Kol.2:15; Hebr.2:14. 42. Dat is, de straf, die Hij dien sterke en deszelfs aanhangers geven zal, te weten den Satan en den goddelozen mensen, dien zal Hij de eeuwige verdoemenis geven en de genadige beloning aan zijne uitverkorenen. Vergelijk Rom.2:6; Openb.22;12. 43. Te weten bij den Heere; gelijk hfdst.62 vs.11. 44. Hebreeuws, zijn werk; dat is, werkloon, of vergelding, die Hij den mensen naar hun werk geven zal; vergelijk Jer.22:13, met de aantekening.